Technologie in je zorg- en welzijnscurriculum, dat doe je zo!

Kennis & Innovatie

In de landelijke werkplaats "Technologie in je zorg- en welzijnscurriculum, dat doe je zo!" zijn bijna 40 docenten van 19 mbo- en hbo-onderwijsinstellingen bezig met technologische innovaties in zorg en welzijn. Sjors Groeneveld van de Saxion Hogeschool en Anouk Verburg van Vilans nemen ons mee in hun aanpak en moedigen het gesprek erover aan.

Hoe implementeer je technologie in je curriculum? Hoe neem je je collega’s mee? En hoe werk je samen met het werkveld? Deze drie vragen staan centraal in de bijeenkomsten van deze werkplaats. Verburg: “Wij richten ons op de aanpak: hoe implementeer je technologie in je zorg- en welzijnscurriculum? De inhoud vullen de opleidingen zelf in. Juist omdat elke opleiding in zijn eigen fase zit rondom technologie.”

Het V-model

Het V-model speelt een belangrijke rol in de aanpak van de werkplaats, vertelt Groeneveld. “Er komt steeds meer technologie in het zorgdomein en die technologie verandert ook nog eens heel snel. Wat moeten we onze studenten daar dan over leren?” Het model maakt onderscheid tussen basiscompetenties en verdiepende competities. “Iedere zorgprofessional moet bijvoorbeeld technologie kunnen vinden en vaardig kunnen gebruiken.” Er is daarnaast behoefte aan zorgprofessionals met verdiepende vaardigheden rondom technologie. “Sommigen moeten echt voorop kunnen lopen en bijvoorbeeld hun team kunnen voorlichten.” 

Naast het V-model wordt gebruikt gemaakt van vier praktische persona’s: de analoge idealist, de aarzelende technologiebruiker, de digivaardige professional en de digitale enthousiasteling. Groeneveld: “Als we mensen in een team willen meenemen hebben we voor elk van deze types een strategie nodig.”

Zoek Het Uit! 7-10-204 - Live Magazines Zoek Het Uit! 7-10-204 - Live Magazines Zoek Het Uit! 7-10-204 - Live Magazines

Faciliteren en inspireren

De werkplaats rondom technologie heeft medio oktober drie van de vier bijeenkomsten gehad. Daarin staat faciliteren en inspireren centraal, maar er wordt ook gedeeld waar de docenten tegenaan lopen. “Zou zoiets iets voor de aanwezigen zijn?”, vraagt Verburg aan de zaal. Één iemand reageert aarzelend: “Vanuit mijn perspectief als docent is dit makkelijk: ja, natuurlijk. Maar als er concurrerende mbo’s uit mijn stad bij aanwezig zouden zijn, zou ik dit eerst intern afstemmen.” Dit vanwege de landelijke tendens van teruglopende inschrijvingen van studenten.

In groepjes gaan de deelnemers in gesprek over de werkplaats. Hoe kan het onderwijs nou goed met technologie omgaan? Een mbo-docent vindt het moeilijk. “Omdat het zo snel verandert. Dat kun je als school bijna niet bijhouden.” Iemand vanuit een zorgorganisatie zegt: “Moeten we het niet gewoon samen doen? Leerlingen zeggen ook: we leren dit wel in de praktijk. Dan hoeft dat misschien niet op school.”

Regionaal of landelijk

In de landelijke werkplaats wordt momenteel niet samengewerkt met het werkveld. Een bewuste keuze, zegt Groeneveld: “Daardoor kunnen we op hoger niveau dingen voor elkaar krijgen. Maar er is natuurlijk ook van alles op af te dingen. Misschien moeten we het wel regionaal organiseren, tussen regionale onderwijsinstellingen en zorg- en welzijnsorganisaties.” Hij vraagt aan iemand uit het werkveld of die bij de werkplaats betrokken zou willen zijn. “Dat zou de moeite waard zijn als ik daar zelf ook iets uithaal. Bijvoorbeeld dat ik zie dat stagiaires al digitaal vaardig zijn als ze bij ons terechtkomen.”